102
Wèl schreiden de kinderen thuis zoo niet meer;
Maar over 't geheel was 't geen welkome gast,
En was hij den Brabanters ijs'lijk tot last.
Toen dan eindelijk de mare weêrklonk in den Bosch
Jonker B. heeft liet monster verslagen
Barstte in steden en dorpen de zegekreet los
Sloeg het hart weer met rustiger slagen.
»Dood zijn de kwaden nutdie schaadden bij hun leven"
Zoo schreef Barlaeus (1) en zoo was 't geval ook hier,
De wolf, die vóór zijn dood zoo velen had doen beven,
Werd na zijn stervensuur voorwaar een nuttig dier.
Voor vijf en twintig cents, ten voordeele der armen,
Was meester Jacques te zien bij Homan, naast 't stadhuis;
Zoo hielp hij schaamle liên zich 's winters lekker warmen
En bracht hun bovendien nog brood en spek in huis.
L. T.
(1) Qui vivi nocuere mali, 'post funera profund. Deze spreuk
van Caspar Barlaeus prijkte aan den muur der voormalige «ontleed-
plaats of snijkamer" op de St. Antonies-waag te Amsterdam. Zie
Wagenaar's Amsterdam, Deel III, blz. 384.