DE STRIJDER.
Een zachte wind ruischt door het woud,
De beek stroomt kabb'lend langs haar boord,
En Emma zit daar gansch alleen
Stilzwijgend ziet zij voor zich heen,
Geen vooglenzang, die haar bekoort
In 't weeldrig bosch, reeds eeuwen oud.
Zij wacht, doch ijlings vliegt zij op,
Hij is daar, ja, zij kent dien draf
Van 't moedig ros, dat hij berijdt,
Zijn trouwen vriend, die in den strijd
Hem menigmaal victorie gaf
Hoe lustig klinkt weer zijn galop.
Een sprong, en Hendrik is van 't paard,
Zijn Emma ligt hem aan het hart
Hij drukt haar op den rozenmond
Een vuur'gen kuswant in deez' stond
Doorvlijmt zijn ziel de grootste smart
Hij scheidt van 't meisje, hem zoo waard.