106
En Hendrik zag het meisje aan,
Dat hij zoo zeer aanbad;
Haar open blik deed hem verstaan,
't Geen hij in haar bezat.
De straf die zij hem need'rig vroeg,
Voor 't leed hem aangedaan,
Gaf hij, toen zij het bruidskleed droeg,
Toen was zijn wraak voldaan.
M.