109
de vanen van den grooten keizer Napoleon menig
gevecht had bijgewoond; in het kort, oud en jong,
groot en klein scheen te beseffen, dat deze avond
niet bestemd was voor arbeid en zorg, maar voor uit
spanning en genoegelijkc rust.
Doch laten we bij dit alles niet langer stilstaan en
begeven we ons door de lange dorpsstraat naar den
zoom van het dennenbosch, dat aan twee zijden het
dorp begrenst. Aan den boschrand bevindt zich een
vriendelijke, eenvoudige woning. De zorgvuldig wit
gepleisterde muren zijn bedekt met de ranken van een
prachtigen wingerd, die slechts ter nauwernood aan
de kleine vensterramen een plaatsje wil afstaan.
Aan de voorzijde der woning strekt zich een kleine
tuin uit, die eene verzameling van schoone bloemen
en sierlijke planten bevat. Smaakvol aangelegd, als
dit tuintje is, verraadt het ons reeds spoedig, dat de
eigenaars in menig opzicht van de gewone dorpelingen
verschillen en nog meer wordt dit gevoelen in ons
versterkt, wanneer we den drëïnpel overschrijden en
het huisje binnentreden. Alles toch daarbinnen schijnt
ons te vertellen, dat schoonheidsgevoel en smaak tot
de eigenschappen der bewoners behooren en men
bemerktdat hier orde heerscht tot in de kleinste zaken.
Voor het huisje zit op een eenvoudige tuinbank een
bejaard man. Hij is geheel verzonken in de beschou
wing van het heerlijke tafereel, dat de natuur hem
aanbiedt. Zijn peinzend oog staart met een droevige
maar toch berustende uitdrukking naar den westelijken
horizon, die in schitterende kleurenpracht prijkt; met
de rechterhand streelt hij zachtkens den kop van een