no grooten Nèw-Foundlanderdie den meester onbewege lijk met het verstandige oog aanzietals wilde hij diens gedachten raden. Langzamerhand wordt de lichtgloed in het westen bleekerde schemering breekt aansteeds stiller wordt hetde vogelen begeven zich ter rustede bloemen sluiten hare kelkjes en meer en meer wordt het dennenbosch in het duister gehuld. In het hart van den ouden Werner, zoo was de naam van den grijsaard, ging veel om. Zijne levens dagen, hij gevoelde het, spoedden ten einde; ook voor hém zou weldra de nacht hier op aarde aanbreken maar dan een eeuwige nacht. Hij zou spoedig het vermoeide hoofd nederleggen om niet weer te ontwaken of het moest daar ginds zijn in het verre landwaar hij zijne geliefden zou wedervinden. Het scheiden zou hem niet zwaar vallenmaar daar was toch een band, die hem terughield en die thans een traan in het heldere oog deed opwelleneen traan vol liefde, vol teederè zorg. Waar zou zijne Anna, zijn eenig kind, een tehuis vindenindien hij haar moest verlaten? Die gedachte rees telkens in hem op en ofschoon hij vertrouwde op Hem, die voor weezen een Vader wil zijn, toch bleef hij een mensch; een mensch met aardsche neigingenmet een waarachtig menschelijk hart. Doch laten we onsalvorens verder te gaanin kennis stellen met het verleden van den grijsaard en beoordeelen we eerst dan, of zijne droefheid recht van bestaan had, en of zijne zorgen en angsten gegrond waren.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 266