114
De oude Werner had een veelbewogen leven achter
zich. Als jongeling begon hij met het schip zijns
vaders, die koopvaardij-kapitein was, groote reizen te
doen. Altijd vergezelde hij dien op zijne tochten en
zoo was het, dat toen de vader naar rust verlangde,
hij met een onbezorgd hart de zaken kon overdragen
aan zijnen zoon.
Toen de jonge Werner zijn twee-en-dertigste levens
jaar bereikt had, trad hij in het huwelijk, en ofschoon
zijne echtgertfcote twaalf jaren jonger was dan hij zelf,
beminden zij elkander met eene onuitsprekelijk teedere
liefde. Kort na het sluiten van dit huwelijk werd
Werner in droefheid gedompeld door den dood zijns
vaders. Doch de nieuwe banden, die de jeugdige
zeevaarder aangeknoopt had, deden hem weldra dit
verlies te boven komen en met frisschen moed begon
hij te arbeiden voor zijne beminde gade en wendde
alles aan, wat in zijn vermogen was, om haar het leven
aangenaam te maken. Wel waren de oogenblikken
van scheiding, die het liefhebbend echtpaar bij elke
nieuwe zeereis wachtten, tijden van droefheid, maar
daar tegenover stond, dat het weerzien elke geleden
smart deed vergeten en beiden met innige vreugde en
blijdschap vervulde.
Het huwelijk van kapitein Werner werd met twee
kinderen gezegend, doch het was hem niet vergund
beiden aan zijne zijde te zien opgroeien. Zijn eerste
ling, Willem, de lieveling en hoop der ouders en in
alles het evenbeeld des vaders verloor door een nood
lottig toeval het leven, juist toen hij op het punt was
zelfstandig in de maatschappij op te treden.