121
Allen bevonden zich op het vastgestelde uur in de
pastorie. Gustaaf zat zwijgend aan het venster en had
den arm om Anna's schouders gelegd. Zij leunde
met haar hoofd tegen zijne borst, en nu en dan werd
het stilzwijgendat in het vertrek heerschteafgebroken
door haar snikken. Achter de beide jongelieden stond
Gustaaf's moeder. Zij was doodsbleek, en het scheen
alsof al haar geestkracht haar verlaten had. Roerloos
stond zij haar kind aan te zien en zij bevond zich in
een toestandwaarin zelfs de tranen ontzegd worden
die aan de smart een welkomen uitweg kunnen banen.
De predikant had de handen gevouwen en scheen
zachtkens een gebed uit te spreken om hulp en sterkte
in deze ure van smartelijke scheiding. Naast hem
stond zijne dochter en ook op haar gelaat was het te
lezenhoeveel het haar kostte voor zoo langen tijd
een geliefden broeder vaarwel te moeten zeggen.
Daar wordt de deur der kamer zachtkens geopend
geopend en Louise, het jongste kind van den predikant
komt met een treurig gezichtje vertellen, dat het rijtuig-
voor is.
Vreeselijke tijding! Wie beschrijft, wat in het hart
van elk der personendie zich hier bevondenomging
bij het vernemen dezer woorden!
Gustaaf staat opthans zal ook hij zich niet langer
kunnen bedwingenhij gevoelt dat er een einde moet
gemaakt worden aan deze oogenblikken van droefheid
en ellende, hij drukt een langen kus op de bleeke
wangen zijner Anna; hij klemt haar aan zijn hart;
hij werpt zich in de armen zijner moeder, die thans
tol, het volle besel komt van hetgeen er voorvalthij