128
schoone meisje, dat hem zoo geheel uit den grond van
haar hart danktevoor hetgeen hij aan haar en aan
haren vader gedaan had? We weten het niet, maar
dit is zeker, dat het oogenblik dezer ontmoeting in de
herinnering van den jongen geneesheer bleef voortleven
en er eene snaar in zijn binnenste was aangeroerd,
die niet meer tot rust was te brengen.
Twee dagen gingen voorbij en volgens aller over
tuiging naderde Werner's uiteinde met rassche schreden.
Aan den avond van den tweeden dag bevond zich
de predikant Van Welter in de woning van den kranken
grijsaarden ook dokter Van der Voort was bij zijn
patient tegenwoordig.
Treden we de ziekenkamer binnendan bemerken
we het weldra, dat deze spoedig eene sterfkamer zal
zijn. Gedurende den loop van den dag heeft Werner
met zware benauwdheden te kampen gehad en men
heeft hem thans in een gemakkelijken fauteuil bij
het geopende venster geplaatst. De frissche buitenlucht
schijnt hem goed te doen en voor een oogenblik mag
de kranke rust genieten en kan hij nu en dan een
woord spreken tot degenen, die hem omringen. Anna
staat aan zijne zijde en tracht de houding van haren
uitgeputten vader zoo gemakkelijk mogelijk te maken.
Met angstige zorg voorkomt zij elk zijner kleine wenschen
en staat aan niemand anders toe hem te helpen en bij
te staan. Het avondrood werpt een zachten gloed in
het vertrek en Werner's oogen rusten met stille ver
rukking op het schoone natuurtooneeldat hij zoo
dikwijls had bewonderdtoen hij nog 's avonds voor
zijne vriendelijke woning op en neer kon wandelen.