137
zielskracht verzameld heeft, spreekt hij met zachte
stem: Annade gelegenheid biedt zich thans aan,
om u iets te zeggenwat ik niet meer verzwijgen kan.
Nog maar sedert korten tijd leerde ik u kennen,
liet was gedurende de ziekte uws vadersik zag met
stille verrukking, welk een liefde u voor dezen be
zielde, met hoeveel teedere zorg gij hem behandeldet
en verpleegdetalleswat ik vermochtdeed ik om
hem voor zulk eene liefhebbende dochter te sparen
doch het mocht niet zoo zijngij moest hem verliezen
en zoudt alleen in de wereld gestaan hebben, als niet
een tehuis u geopend ware geworden, waarin men u
wilde verzorgen als een kind en behandelen als eene
eigene dochter; ik was verheugd u op deze wijze be
veiligd te zien voor de wereld en hare gevarenik
aanschouwde hoe gij alles deedt, om het uwen pleeg
ouders aangenaam te maken en hoe gij het u ten
plicht steldet,overal wel te doenwaar gij wist dat
hulp en bijstand noodig warenik leerde u om dit
alles hoogachten en vereerenen toen het mij nu gister
tot mijne onbeschrijfelijke vreugde vergund was het
werktuig te mogen zijn om uw leven te redden, toen
gevoelde ik op dat oogenblik, dat het meer was dan
achting, die mij voor u bezielde; ik gevoelde, dat ik
u liefhad, dat ik mij met alles, wat ik had aan uwe
voeten zou willen nederwerpendat ik mijn leven voor
u zou kunnen geven, indien het gevraagd werd. En
nu, Anna, lieb ik u gezegd, wat er in mijne ziel om
gaat en wat ik niet meer kan en mag verzwijgen.
Vergeef het mij, dat ik zoo tot u sprak, maar geloof,
dat de gevoelens, die ik voor u koester, volkomen