138 oprecht zijn en nooit tot zwijgen zullen gebracht wor denook al weigert gij het mijne liefde te aanvaarden." Anna had met diep leedwezen geluisterd naar de woorden van haren metgezel, en in haar binnenste gevoelde zij maar al te zeer, welk een smart zij thans bij hem moest verwekken door een antwoord, dat, zooals van zelf sprak, eene weigering zou inhouden. Zij had hem zoo gaarne als vriend willen beschouwen en als zoodanig had zij hem lief, doch verder kon hare genegenheid voor hem niet gaan, want dit ware on trouw geweest jegens Gustaaf, die eenmaal haar echt genoot zou zijn. Met ontroerde stem antwoordde zij dan ook, toen hij ophield met spreken: Hoe smart het mij, dat ik dit alles uit uw mond moest vernemenGij waart mij altijd een zorgvol vriend en aan niemand ter wereld heb ik zooveel te danken als aan u; gij reddet zelfs mijn leven en deedt al wat in uw vermogen was om mij te bewaren voor ramp en leed. En om dit alles heb ik u leeren hoogachten en rust er op mij een plicht der dankbaarheiddien ik nooit zal kunnen vervullen. Zie, alles wat ge van mij wil- det eischen, zou ik u geven, elk offer, dat ik voor u zou moeten brengenzou mij licht vallenmaar het geen gij thans van mij wilt, mijne liefde, mijn hart, het is mij onmogelijk in dit opzicht uwen wensch te vervullenwant deed ik ditzoo zou er ontrouw in mij zijn jegens hem, die mij eenmaal voor het altaar zal voeren. Ge wist dit niet, helaas, en thans be treur ik de gevolgen van het verzwijgen dezer ver bintenis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 294