m
139
Had ik kunnen voorzien dat dit eenmaal zou leiden
tot zulke hoogst pijnlijke toestanden, dan voorzeker
zou ieder het geweten hebbendat ik mijne hand
geschonken heb aan een jongen mandie over
eenige jaren mij, indien God dit wil, zijne gade zal
noemen."
Van der Voort was bij het vernemen dezer vreeselijke
tijding doodsbleek gewordenzijne liefste wenschen
zag hij plotseling verijdeld; al zijne idealen waren in
rook vervlogen; de toekomst, die hem zoo even nog
vriendelijk toelachte, scheen hem thans duister; geen
hoop was er meer in zijn hart. Hij bracht de hand
aan het hoofdals wilde hij tot bezinning komen en
zich overtuigenof hetgeen hij gehoord hadwel
waarheid was. En toen hij wistdat hier de vreeselijke
werkelijkheid hem meêdoogenloos tegengrijnsde, toen
wankelde de anders zoo krachtige man en zou hij
neergestort zijn, indien niet zijn sterke natuur hem
staande gehouden had. trad op Anna toe en met
een blik vol wanhoop en vertwijfeling, stamelde hij
zaehtkens: Vaarwel, ik zal u niet weerzien, doch
wees er zeker van, dat ik steeds uwer gedenken zal,
dat uw geluk mij vertroosten zalook wanneer gij
zult leven aan de zijde van hemdien gij lief hebt
dat mijn hart altijd voor u zal blijven kloppen en dat
ik voortdurend zal deelnemen in uw lot."
Tranen stonden in zijne oogentoen hij deze woorden
sprak; aarzelend strekte hij den forschen arm uit, om
een laatsten handdruk te wisselen met het diep ontroerde
meisje, en toen van Anna's zijde een treurig: «Vaar
wel, God zegene u!" hem in de ooren klonk, wendde