J 44
Kan men het den jongen man kwalijk nemen dat
er een oogenblik verkeerde gedachten in zijn binnenste
oprezen en dat zijn beter gevoel verdrongen werd door
jaloezie en bitterheid jegens den pas verkregen vriend?
Neen; immers wanneer we ons in zijn toestand
verplaatsen, zullen we moeten erkennen, dat hier een
heftige strijd in zijn hart moest ontstaan en het feit,
dat die strijd voerde tot eene zegepraaldie allen haat
en nijd terneder wierp en eene gezindheid openbaarde,
die slechts zelden aangetroffen wordt, doet ons elk te
spoedig geveld oordeel terugnemen en vervult ons met
bewondering voor de geestkracht, door hem ten toon
gespreid.
Slechts kort duurde de worsteling, die Van dei-
Voort te voeren had met hartstocht en verkeerde
neigingen, en toen hij tot kalmte gekomen was, stond
zijn besluit vast en was hij wederom een man in den
volsten zin des woords. Hij had aan Anna gezegd,
dat hij steeds met liefde aan haai- zou denken en dat
haar geluk hem altijd ter harte zou gaan. Welnuhaar
geluk het was immers de hoop op eene spoedige
verbintenis met haren verloofdeHet was dus duidelijk
dat hij alles moest aanwenden om deze hoop niet te
beschamen en daartoe werd hij thans in de schoonste
gelegenheid gesteld.
Hij zou waken over het leven van zijn vriend;
hij zou hem overal met raad en daad ter zijde staaij
en wanneer deze dan eenmaal in de armen zijner ver
loofde wedergekeerd waszou Van der Voort de
voldoening smaken iets tot de bevordering van Anna's
geluk te hebben bijgedragen. Dit waren zijne gedachten