153
ander omtrent het overlijden van haren echtgenoot
mededeelde, kon zij zich niet bedwingen en het kostte
aan Van der Voort zeer veel moeite haar eenigermate
te troosten.
Het gesprek kwam nu op Anna en omtrent haar
deelde zij aan den jongen man het volgende mede:
«Toen het bericht van Gustaaf's dood aankwam, was
het arme meisje schier verpletterd door dien slag, en
eene zware ziekte deed het ergste voor haar leven
vreezen. Langzamerhand echter herstelde zij en of
schoon haar steeds een zekere zwaarmoedigheid bij
bleef, hervatte zij hare vorige bezigheden met een 011-
gekenden ijver. Zij scheen van nu af geheel voor ande
ren te willen levenen waar zij maar eenigszins hulp
en troost kon aanbrengenwas zij te vinden.
Een stille berusting in Gods wil kenmerkte haar
geheele bestaan, en het was juist die berusting, die
haar zooveel kracht en moed schonk. Zeer weinig
sprak zij over Gustaaf, maar begon men nu en dan
over hem te sprekendan was het haar aan te zien
hoeveel droefheid er in hare ziel oprees bij zijne nage
dachtenis.
Het is nu een jaar geleden" zoo verhaalde de we
duwe verder, «dat mijn echtgenoot stierf; en daar ik
mij door mijne beperkte geldmiddelen genoodzaakt zag
zeer zuinig te gaan levenbesloot ikop raad van
een vriend, mij hier te vestigen. Anna wilde echter
niet langer bij mij blijvennietomdat het haar in
mijne woning niet beviel, o neen; maar zij was be
vreesd, dat zij mij tot last zou zijn, en ofschoon ik
haar duizendmaal verzekerde, dat dit niet het geval