160
slaan en hij had alle reden om dankbaar te zijn voor
de oogenblikkendie hem zoo ongedacht gelegenheid
gaven zich te overtuigen of hij ooit op hare weder
liefde kon rekenen.
Een paar uren tochvoor hij zijne reis zou aanvaar
den, wandelde hij in diep nadenken verzonken door
het kleine tuintje, dat zich bij het huis van Mevrouw
van Weiter uitstrekte. Plotseling bemerkte hijdat
hij niet alleen was; een zachte tred deed zich achter
hem hooren, en toen hij omzag, ontwaarde hij tot zijne
vreugde haar, bij wie zijne gedachten op dat oogen-
blik verwijlden.
Anna hield zich bezig met lezen en eerst toen hij in
hare onmiddellijke nabijheid was, keek zij op en ver
borg met moeite de verrassing, die de aanwezigheid van
Van der Voort op haar maakte. Weldra maakte echter
de uitdrukking van ontsteltenis op haar gelaat weder
om plaats voor dien blijden glimlachdie het meestal
versierde, en toen de dokter op haar toetrad en vroeg
of hij haar niet stoorde in hare eenzaamheid, ant
woordde zij op hartelijken toon, dat de nabijheid van
een vriend haar nooit onwelkom was.
Van der Voort vertelde haar nudat hij vernomen
had, dat de betrekking van geneesheer in zijne vroe
gere standplaats vacant was en dat hij veel lust had
pogingen aan te wenden, zich weer in het aan Anna
zoo welbekende dorp te vestigen. Zij hoorde hem
zwijgend aan; het was alsof er, terwijl hij over de
plaats sprak, waar zij zooveel doorleefd had, zeer
vele herinneringen in haar oprezen zij kon zich dan
ook niet weerhouden den wensch te uiten nog een
maal de haar zoo lief geworden oorden terug te zien.