DE BAANVEGER.
s=aaft?*=si
Beets zegt in zijn Camera Obscura van den Holland
sehen jongen sprekende: «Hij houdt zijn vader staande,
dat hij over ijs van één nacht kan loopen". Hoe dik
wijls hebben wij als jongens van een jaar of tien niet
hetzelfde of ten minste iets dergelijks beweerd, maar
steeds was dan het onverbiddelijk antwoord«Wachten
tot de baanvegers op het ijs zijn", en daar viel niet
aan te veranderen, dat wisten wij. Het was meer
dan erg, het prachtigste ijs in de vaarten, zoo dik dat
een groote klinkersteen er op bleef liggenjadat
zelfs de zware keisteenendie van den wal er op
werden geworpen, hoogstens een ster in het ijs maakten
en dan daar niet van te mogen genieten. En het was
juist alsof ze het met opzet dedendan duurde het
altijd nog eenige dagen voor en aleer wij met het
heugelijke nieuws konden thuiskomen: «dai de baan
vegers er op waren." Maar dan was er ook geen
houden meer aan; de schaatsen, juist nagezien en van
nieuwe toon- en hakleeren voorzien, onder den arm
genomen en voort er mee, de gladde baan op. Dat
ging echter zoo vlug niet, als ik het hier neerschrijf;
neen pas waren de schaatsen goed vastgebonden en
stonden wij op het punt om weg te zwierenof daar