181 lk zie hem daar nog voor mij staaneen ruige pet met groote oorkleppen op het hoofd, het lichaam gedoken in een ouden duffelschen jas, de handen in grove wollen wanten en klompen aan de voeten. Hoe hij zich daarmede staande hield op de gladde vlakte, is mij tot nu toe een raadsel gebleven, en niet alleen, dat hij zich staande hield, neen, hij bewoog zich ook met bewonderenswaardige vlugheid overal heen, waar zijne tegenwoordigheid of liever die van zijnen bezem vereischt werd. En dan ging het er van langs, met breede streken de baan over, zoodat sneeuw en schraapsel (skrapsel zeggen wij in Friesland) aan weerskanten wegstoven en het zaak was te zorgen buiten zijn be reik te blijven, om niet op onzachte manier met het ijs in aanraking te komen. Als 's avonds op de buitengrachten de menigte rij ders wat gedund is en de baanveger de hoop moet opgeven daar nog iets op te halen, dan gaat hij naar huis, zoudt ge denken, om bij de warme kachel de verstijfde ledematen wat te ontdooien. Misgeraden, zijn taak is nog lang niet volbracht; niet zelden breekt juist nu het meest productieve, maar ook het drukste gedeelte van den dag voor hem aan. Buiten de stad is het ijs ontvolkt; een enkele rijder, die een tochtje naar eene of andere in de nabijheid gelegen plaats heeft gemaakt, zien wij ijlings zich naar huis reppen, maar in de stad, op de grachten, die haar in alle richtingen doorsnijden, is alles leven en beweging. Daar wemelt het van allerlei slag van menschen, die over dag niet van het ijsvermaak hebben kunnen pro- fiteeren en dus nu de geleden schade moeten inhalen. SSfi

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1884 | | pagina 337