m
dd deitd aan at.
Ik denk aan U, wanneer de zon met hare laatste stralen
De zee beschijnt
Wanneer zij 't blauwe meir met eenen purp'ren glans doet
pralen
Die ras verdwijnt.
Ik denk aan Uwanneer de nacht zich uitbreidt over
[d'aarde
En alles zwijgt,
Wanneer én mensch én dier, zoowel als 't bloempje in de
[gaarde
Ter ruste neigt.
Ik denk aan U, wanneer het woud m'omringt in heilig
[zwijgen
En diepe rust
Wanneer de zoele nachtwind ritselt door de donk're
[twijgen
En 't nestje kust,
Waaruit de nachtegaal met zilvr'en stem een lied doet
|hooren
Ter eer van God.
0,ware mij 't geluk van Uw nabijheid thans beschoren,
Welk heerlijk lot
G.