Rumenië. CXIV 115 millioen guldens voor het staande leger 11 voor de Oostenrijksche landweer; 9 voor de Honved; 8 voor buitengewone uitgaven. De bevolking bedraagt 5 millioen zielen. De Rumeensche strijdkrachten zijn verdeeld in: A. het staande leger met zijn reserve; B. het territoriale leger met zijn reserve; C. de militie; D. de landweer (glota), in de steden nationale garde, in de plattelands-gemeenten landstorm geheeten. Ieder Rumeen is dienstplichtig van het 21ste levens jaar af. Het getal dienstplichtige jongelingen bedraagt jaar lijks ongeveer 48 000. Na aftrek der lichamelijk on- geschikten blijven er daarvan 28 000 over, tusschen wie het lot beslist of zij bij het staande leger dan wel hij het territoriale leger zullen worden ingelijfd. Bij de wetten van 24 April 1880 en 29 November 1882 is de actieve diensttijd vastgesteld als volgt: 1°. bij het staande leger op 3 jaren; 2°. bij het territoriale leger, voor de infanterie op 5, voor de cavalerie op 4 jaren. De reservediensttijd duurt voor beide legers tot het einde van het 30ste levensjaar. Na afloop van dien diensttijd gaan alle ingelijfden over bij de militie, waarbij zij tot het einde van het 36ste levensjaar dienen. Daarna komen zij tot het einde van het 46ste levensjaar bij de landweer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1885 | | pagina 120