CXXXI
Daar klonk op het onverwachtst de treurmare: »de
oude heer Kannemans is overleden."
»De oude heer Kannemans", zoo werd hij altijd ge
noemd, zoo ook herdacht hem de Gouverneur, toen
hij op het kerkhof van Prinsenhage in enkele woorden
de diensten, door den overledene aan de Academie
bewezen, in het geheugen terugriep, en tevens hulde
bracht aan zijne talenten als schilder.
Ja, wij allen achtten den goedhartigenvriendelijken
man hoog, en toen wij het kerkhof verlieten, waar
het geheele korps den gestorven leeraar de laatste eer
had bewezenvoelden allendat met den leeraar een
vriend was heengegaan.
Niet lang duurde het, of de dood eischte opnieuw
een offer. Den 22sten Januari overleed te Maarssen
ten huize van zijne familiede Cadet-korporaal J.
Peelenvan het wapen der Infanterie in Oost-Indië.
Wel hadden wij dien slag reeds lang te voren gevreesd,
maar toch trof de zekerheid, hem nooit weer in ons
midden te zullen zien, allen diep.
Velen verloren in hem een dierbaren vriend. Hij
was dan heengegaanhijdie zich zulk eene schit
terende toekomst mocht voorspellen, die, waar hij
kwam, genegenheid wist te winnen en vroolijkheid
aan te brengen. De harde, bittere werkelijkheid deed
echter liefelijke herinneringen aan het verleden op
komen. Die herinneringen kunnen ons en vooral
zijnen besten vrienden niet worden ontnomen. De ont
boezeming van een vriend moge hier eene plaats
vinden