CXLVIII
Wij hebben te veel hart voor de zaak, dan dat wij
niet met diep leedwezen een besluit in dien zin zouden
zien nemen. Daarom noodigen wij alle Cadetten nog
maals dringend uit, om in het thans aangebroken jaar
hunne krachten eens te beproeven, en dan niet, wan
neer het reeds te laat is.
Het is nog onbekend, wie onze opvolgers zullen
zijn, maar dit is zeker, dat zij zonder den steun van
het korps nimmer in staat zullen zijn, zich met goed
gevolg van hunne taak te kwijten.
Hoe het moge zijn: wij hebben gemeend, dit woord
van aansporing niet achterwege te mogen laten. Wij
hopen van harte, dat het niet tevergeefs zal zijn ge
weest, en herhalen ten slotte den wensch van de
vorige Redactie, dat »de Almanak nog langen tijd
als sieraad van het Cadettenkorps in eere zal mogen
blijven."
De Redactie.