«^mu^eeds een maand heb ik genoten
Van een voorrecht, mij veel waard;
'k Hoor tot 't korps der asymptoten
Die zeer zeldzaam zijn op aard.
Mag 't den luiaard al niet smaken,
Ik, voor mij, zal 't nimmer laken;
En, voorwaar, 'k solliciteer
Naar 't corveetje nog eens weer!
Maar, al heb ik nooit gelogen,
En nog nooit een mensch bedrogen,
Lezervrij beken ik 't U
Loog ik nooit, dan deed ik 't nu!
Op de eigen oefening slapen
Jongensneendat gaat niet an
Niemanddie er zit te gapen
Ieder blokt zoo hard hij kan.
Slechts de voshengst spitst de ooren
Om den voorslag toch te hooren:
Ik voor mij, ben inderdaad
Raadloos als de roffel gaat.
Maar, al heb ik nooit gelogen,
En nog nooit een mensch bedrogen,
Lezer, vrij beken ik 't U:
Loog ik nooit, dan deed ik 't nu!