t
J
15
alles liet bergen, en de »Vlissingen IV" tot den strijd
met de elementen uitrustte. De stormfok werd aan
geslagen, wat los stond vastgesjord, de luiken ge
sloten in één woord, alle maatregelen werden genomen,
om den naderenden storm het hoofd te kunnen bieden.
Nu eens scheen de schoener verzonken in een golfdal,
om dan weder als overwinnaar uit den strijd op de
kruin van een nieuwe golf te verrijzen, terwijl van
tijd tot tijd «een zeetje" de werkende manschappen op
eene minder aangename wijze kwam verrassen.
Minder gemakkelijk stelde het ondertusschen de
«Antwerpen", een bark, die met een lading hout op
de terugreis was. De oude karkas kraakte telkens in
hare voegen, wanneer een aanrollende golf tegen den
boeg uiteenspatte. Alle zeilen waren geborgen, een
deel der verschansing was al weggeslagenen het
schip bijna aan de woede der elementen overgelaten.
Alleen de loodsvlag die geheschen was, toonde dat er
nog leven aan boord was, want de kapitein, die met
den stuurman en een achttal matrozen de geheele be
manning uitmaakte, liet zich evenmin als de laatsten
zien. De boot was reeds gereedgemaakt om dadelijk
uitgezet te kunnen worden, doch daar zij niet behoor
lijk vastgezet was, had een flinke zee haar zwaar
beschadigd en bleven alleen een paar vletten, die bij
houthalers gewoonlijk den bovenlast uitmaken, het
laatste redmiddel.
De «Vlissingen" had intussche'n de bark bemerkt
en reeds was de boot langs boord uit de davids ge
streken, doch daar niemand zich aan boord vertoonde
en geen enkel zeil het schipal was het maar een