16 weinig, in deze koers hield, daar aanroepen een on bezonnen werk was en men ook niet zonder gevaar te dicht kon naderen, beval de schipper, dat men haar maar zou laten loopen en de boot werd weder geheschen en de weg vervolgd. De storm raasde intusschen maar voort, en daar de avond reeds gevallen was, liet de schipper na eenigen tijd den koers veranderen en werd de terug weg aangenomen. Dit ging echter niet spoedig, daar wind en getij tegen waren. Den geheelen nacht bleef ieder op, om, zoo noodig, dadelijk de handen aan het werk te kunnen slaanen tegen 5 uur in den ochtend meldde de man op den uitkijk een schip aan bakboord voor den boeg. Onmiddellijk werden kijkers gehaald en na een korten tijd was men er zeker van, dat het de houthaler was, die met gekapte masten een speel bal der golven was geworden. Meer in de nabijheid gekomen, bemerkte men, dat van de rest van den bezaansmast nog steeds de loodsvlag woei, terwijl er beweging op het dek kwam. Door de hooge zee was het schip echter niet te naderen, daar de boot onver mijdelijk te pletter zou zijn geslagen. Het eenige wat te doen viel, was een lijn uit te brengen, om daarna, door middel van een tros, de bemanning te laten over komen. Reeds had men verschillende middelen aan gewend, doch alle mislukten, totdat Arrejaan zich aan bood, om zwemmende te beproeven eene lijn, die van de bark aan een boei was uitgeworpen, te vatten. Yan de lastigste kleedingstukken ontdaanbond hij zich een lijn om het lijf en sprong op een gunstig oogenblik in zee; doch eerst na herhaalde pogingen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1885 | | pagina 170