18
oudere zuster, gevoelde zich zoo thuis in dien gezelligen
kring en, ofschoon zij op gevaar af, van vaderlief
eene berisping te krijgen, maar was weggegaan, was
het laat in den avond eer zij onder het goede geleide
van Arrejaan weder thuis kwam. Anne's vader, die
juist geen dienst had, was niet in een bijzonder goede
luim, te meer daar hij den gelieelen avond alleen had
moeten doorbrengen. Het was dan ook maar gelukkig
dat ons paartje hun eerste plan, om nog eens een
beroep op vaders goed hart te doenachterwege liet
en dat, na een hartelijk afscheid, voor de deur elk zijn
eigen weg ging: Anne om vader haar lang uitblijven
te verklaren, en Arrejaan om, in het heerlijke bewust
zijn zijn plicht gedaan te hebben, weder naar de
ouderlijke woning terug te keeren.
Den volgenden morgen was het heerlijk weder; de
zee, die geheel uitgewoed had, was zoo kalm als een
spiegel en van uitzeilen kon dus geen sprake zijn.
Anne's vader had ondertusschen van zijne ambtge-
nooten het gebeurde met den houthaler en het prijzens
waardige gedrag van Arrejaan vernomen, en moest
toch zelf erkennen, dat zulk een schoonzoon werkelijk
nog zoo kwaad niet was, en zoo kwam het dat,
reeds half tot betere gedachten gestemd, dien middag
toen Arjaan's vader hem in optima forma om de hand
van Anne kwam vragen voor zijn zoon, hij niet
dadelijk een toestemmend antwoord wilde geven, maar
toch beloofde nog eens over de zaak te zullen denken.
Toen hij evenwel ook 's avonds in de courant Arre-
jaan's kloekmoedig gedrag vermeld zag en ons tweetal
hem hand in hand om zijne toestemming vroeg, was