31 buskruit aan het militair comité leveren. De inmiddels opgetreden nieuwe commandant Meyère ondersteunde het comité zooveel mogelijk, en zond zelfs een geheel bataljon mobielen, die in de om het kamp gelegen dorpen werden ondergebracht. Met nieuwen moed werd nu de onderneming voor bereid. Het slechte jaargetijde, de spiegelgladde wegen, de hevige koude maakten het vervoer van het buskruit zeer moeielijk, en vertraagden de zending van levens middelen naar de eerste rustplaats, Hayevaux. Tot overmaat van ramp verklaarde de commandant Meyèredat hij niet kon instaan voor de hoedanig heid van het kruit; proeven bewezen dat het goed was, maar konden toch niet de ontstane ongerustheid doen verdwijnen. Den 17den Januari was alles gereed tot den afmarsch maar storm en hevige koude deden besluiteneerst den volgenden dag te vertrekkendaar de wegen zoo glad warendat menschen en paarden bij iederen stap uitgleden. Op Woensdag 18 Januari 1.871 verlieten de troepen des avonds te vijf uur het kamp van Lavacheresse in de richting van Toul. De colonne bestond uit het bataljon Chasseurs des Yosges, ongeveer 300 man sterk, en het bataljon mo bielen ter sterkte van 800 man; ter bewaking van het kamp bleven 100 man achter. De marsch was uiterst bezwaarlijkde slechte wegen en de duisternis werkten vertragend; de nabijheid des vijands eischte dubbele waakzaamheiden toch was het de plicht der officieren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1885 | | pagina 185