J ®8> 4-2 den uitgeputten troep, die in den verderen loop van den oorlog den vijand nog menige ongelegenheid be zorgde; bij den vrede werd aan het korps toegestaan op het niet bezette Fransche grondgebied terug te trekken. De bevolking werd gestraft voor de handelingen der franc-tireurs. De Duitsche bevelhebber wilde door strenge maatregelen eene herhaling van dergelijke feiten voorkomen; het land was door den vijand bezet, en dus moest het vernielen der spoorwegbrug niet als oorlogsdaad worden beschouwd, maar als uitvloeisel van een opstand, die onder de militaire wetten viel. Aldus redeneerende, werd de bevolking aansprakelijk gesteld voor het gebeurde. Fontenoy werd tot den grond toe afgebrand, de voornaamste ingezetenen als gijzelaars medegevoerd, en de inwoners ten prooi van honger en koude gelaten. Eene proclamatie van den Duitschen commandant bedreigde elk dorp en iedere stad, waar de Duitsche troepen aangevallen, of Duitsche belangen werden geschaad, met hetzelfde lot. Was de onderneming gelukt, de verwachte resul taten bleven uitdaar de uitvoering te laat had plaats gevondende schuld daarvan lag aan den comman dant der vesting Langrès, en niet aan den goeden wil en de geschiktheid der franc-tireurs. Toch had de gebeurtenis een gunstigen invloed op den geest der Lotharingsche bevolking, en bracht in het Duitsche leger zoodanigen schrik te weeg, dat de troepen ter bewaking der operatielijnen aanzienlijk werden versterkt. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1885 | | pagina 196