'ergeef mij mijn stoutheid, vergeef mij, o engel'
Mijn liefde voor u maakt mijn stoutheid zoo
[groot
Och wil dan deez' liefde met liefde beloonen
Ik zal u beminnen in nood en in dood.
Beschouw deze woorden, uit 'tharte gesproken,
Toch niet als een uiting van jeugdige min.
Gij, dierbaar meisje, geloof toch mijn woorden,
Ik min u van harte, gij zijt naar mijn zin.
Och mocht ik eenmaal een kusje u geven,
Vergun mij dat voorrechtik smeek er u om
Ik smeek u, ik smeek u, verhoor mijne bede,
Of is in uw harte de liefde nog stom?
Slechts enkele malen heb ik u gesproken,
Doch nooit, lieve engel, trof ik u alleen,
'k Zie nog voor mijn geest u de balzaal doorzweven
Die destijds een hemel op aarde mij scheen.
Een minnebrief.)