t J 89 Wie zit daar zoo droevig en eenzaam te staren? Een jongeling is 't. Wat ontneemt hem de vreugd? Wat maakt hem zoo treurig en stil in de jaren, Die anders zoo schoon zijn, en rijk aan geneugt? Nu vliegt hij weêr op, vonken schieten zijn oogen, Hij roept met een stem, daar de woede in bruist: »'k Vervloek u, ontrouwe, die mij hebt bedrogen!" Hartstochtelijk snikt hijen balt hij de vuist. Maar zachter, gelatener schier dan zooeven Vervolgt hij: »0 Emma! zeg, kent gij mijn smart? »Uw jawoord toch had mij den hemel gegeven, »En nu niets dan wanhoop en storm in het hart." Olius.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1885 | | pagina 243