94
Zoo kwam het paar dan ook op 't ijs;
Hj bond haar schaatsen aan
En leidde, rijker dan een vorst,
Zijn Geerte naar de baan.
Maar op de baanwaar heel Termeer
In wilde vreugde reed,
En d'eene na de and're rij
Het ijsvlak kraken deed,
Daar was het geen geschikte plek
Voor min en kozerij
't Was daar te druk voor 't minnend paar,
Zoo woeligzoo onvrij
Neen verder opnaar 't Westen voort
Alwaar de zon verdween,
Naar schots en ijsberg in 't verschiet,
Daar moest het tweetal heen!
Zoo gingen ze, door geen bemerkt,
De zee op, hand aan hand,
Nu hellend rechts naar hare zij
Dan links naar zijnen kant.
De wind, die uit het Oosten wToei,
Deed sneller hen nog gaan
En dreef hen naar het Westen voort
Recht op de bergen aan
En vóór die bergenop een vlak
Zoo schoon en spiegelglad,
Als eertijds nooit de Zuiderzee
Te zien gegeven had,