J i XC1V onder-officieren en soldaten de plaats van de ont brekende Officieren kunnen vervullen. Art. 4. Indien de omstandigheden, waarin de daad is ver- rigt, van dien aard zijn, dat het vereischte getal ooggetuigen niet wel kan gevonden worden, zoo zal een minder getal van verklaringen van de belooning niet uitsluiten, wanneer overigens de daad genoegzaam zeker kan bewezen worden. Art. 5. Alle chefs zijnop hunne verantwoordelijkheid ver- pligt, ter kennis van hunne superieuren te brengen, de uitstekende daden onder hunne bevelen bedreven en ter hunner kennis gekomen, al geschiede ook door de uitvoerders derzelven gene bijzondere aanvraag daarvan. Deze rapporten komen tot hem die de armee of vloot of eene bijzondere afdeeling kommandeert, zonder overschrijding der militaire hiërarchie. Art. 6. Even min kan de militaire hiërarchie worden over schreden door den genen welke meent een aanvraag te kunnen doen tot, het verkrijgen van het ordens- teekenalleen wanneer de reclamant vermeent dat uit ongunst de naaste superieur de aanvraag niet hooger brengtzal hij zich kunnen wenden tot den naast volgenden bij opklimming in rangendezelve reden ook bij dezen bestaande, tot den volgenden en zoo voorts tot aan Ons. I I

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 100