XCV Art. 7. Zijwelke opgeroepen worden of zich aangeven tot het doen van verklaringen ten behoeve van de zulke welke verondersteld worden uitgemunt te hebben zullen deze verklaring moeten afleggen in handen van den auditeur bij het leger of van den fiskaal der vloot den kommanderenden officier van het korps of schip den chef van den staf eener brigadedivisie of eskader of den generaal-adjudant van het leger, en zulks naar gelang van den rang van den persoon of der om standigheid, waar onder de daad is verrigt, en na voor af op hun eerewoord de belofte te hebben gedaan van in de verklaring zich niet te zullen laten leiden door bijzondere genegenheidvóór of afkeer van den persoon die er het voorwerp van is, maar alleen door liefde voor de waarheid. Art. 8. Deze verklaring behoorlijk geverbaliseerd zijnde zal duidelijk worden voorgelezen en door den declarant, bij dezelve persisterendedoor zijne handteekening worden bekrachtigd. Art. 9. Verklaringen van soldaten of matrozen die niet kunnen schrijven zullen door dezelve met een merk worden geteekend, in tegenwoordigheid van twee Officierenanderen als die in wier handen de verklaring wordt afgelegd, welke met hunne handteekening zullen moeten certificerendat zulks het werk is van den

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 101