XCVI
declarant, en dat hij ten duidelijkste getoond heeft te
begrijpenwat hij verklaard en geattesteerd heeft.
Art. 10.
De chefs der korpsen of schepen zenden zoodanige
verklaringen op, aan den kommandant der brigade of
van het eskader of wel aan zoodanigen bevelhebber
onder wiens onmiddelijk bevel zij staantot dat dezelve
in handen van den kommanderenden Generaal of
Admiraal komen welke de verzoeken en attesten aan
den Secretaris van Staat voor de Marine of den
Commissaris-Generaal voor het Departement van Oorlog
doet toekomenom door hen aan Ons ingeleverd te
worden.
Art. 11.
Alle stukken betrekkelijk aanvragenom met de
Militaire Willems-Orde versierd te worden, zullen in
handen van het kapittel dierzelve Orde gesteld worden
r om Ons daarop te dienen van consideratiën en advies;
wordende aan het kapittel der Orde wel uitdrukkelijk
aanbevolenom geene gunstige voordragt te doen
indien de bewijsstukken niet in behoorlijke ordre zijn
als mede wanneer hetzelve kennis draagt dat voor
uitstekender daden, dan die waar voor de belooning
wordt gevraagd, het ordensteeken aan anderen niet
mogt zijn vergund.
Art. 12.
Bij deze beoordeeling der dadenzal het kapittel in
aanmerking moeten nemen den rang van hem welke
0
v