XCVII
heeft uitgemunt, de omstandigheden waarin hij zich
bevond, de middelen over welke hij beschikken konde,
den graad van moedbeleid en trouw welke hij heeft
aan den dag gelegd en naar mate van de uitstekend
heid der daad, adviseren tot het beloonen derzelve
met liet ordensteeken der eerste, tweede, derde of
vierde klasse. In het bijzonder in acht nemende, dat
de toekenning der derde of vierde klasse aan onder
officieren matrozen en soldatenzoodanig geschiede
dat die geen welke eene daad van uitstekende dapperheid
heeft bedreven de vierde klasse bekomedoch de derde
klasse alleen verleend worde aan hemdie bij uit
stekende dapperheidbijzonder beleid zal gevoegd
hebben
Art. 13.
Wanneer het kapittel vermeent dat iemand, schoon
niet tot het eereteeken der orde geregtigd, evenwel
Onze bijzondere attentie verdientzal hetzelve kunnen
voordragen, dat bij het geheele leger of vloot bij
dag-orde honorable mentie van de verrigtingen van
den zoodanigen worde gemaaktterwijl zijn naam op
eene lijst, bij het kapittel te houden, zal aangeteekend
blijvenomingeval dezelfde persoon andermaal uit
munt, daarop regard te slaan.
Art. 14.
De verheffing tot Ridder of bevordering in de orde
wordt altoos aan het kapittel medegedeeld zij zal ook
op de orde der armee of vloot en door de Staats
courant worden bekend gemaakt, met aanwijzing van