f
j
8
«Bonjour, heeren!"
«Goê morgen, Jan."
'k Heb zoo'n idéédat het vandaag een goeie boel
wordt," zegt Jan.
«Ja, dat kon wel," antwoordt er een uit de sectie,
't is anders maar beroerddat we niet bij de tegen
partij zijn
Nu, dat spijt onzen vriend ook, en dat wel om een
dubbele reden.
In de eerste plaats is hij er van overtuigd, dat de
vijand het dien dag het hardst te verantwoorden en
dus het leukst zal hebbenen ten tweede kan het
genot, om met «schako op" uit te rukken, hem maar
half bekoren.
Evenals alle schakodragende zonen van Mars, leeft
hij met zijn phantasiehoed voortdurend in onminen
kan hij het met zijne kwartiermuts veel beter vinden.
Jan benijdt alzoo de tegenpartijdie een kwartier
geleden met «pet op" de veste uitrukte.
«Maar enfin," zoo troost hij zichzelven«ieder op
zijn beurt, vandaag onze compagnie, morgen een
andere."
Weldra echter klinkt het commando «geeft acht!"
dat aan alle verdere overpeinzingen en gedachtenwis-
selingen een einde maakt.
Alles staat als een paal.
't «Bajonet op!" «rechts richt u!" en «staat!" vol
gen elkaar in een minimum van tijd op. De troep
wordt in secties, elke dezer in groepen afgedeeld en
het «op de plaats rust!" geeft aan de strijders in spe
gelegenheid de patroontasschen te openenten einde