J
40
Onmiddellijk er op houdt men halt en worden
bezijden den weg verschillende carrés geformeerd, in
welker midden zich als klos fungeerende cadets van
't vierde jaar stellendie met een kort en kernachtig
woord de grootsche taak uitleggenwelke Jan nog te
vervullen zal hebben, alvorens hij zijn Woensdagmid
dagsoepje zal mogen verorberen.
Precies navertellenwat hem uiteengezet iszou Jan
niet kunnendat is zijns inziens ook meer het werk
van 't kader, maar naar de hoofdzaken heeft hij toch
opmerkzaam geluisterd.
Duidelijk staat hem voor oogendat het doel is
dat en dat dorp te bereiken, dat hij echter, voor die
en die brug komende, zich deze als vernield zal
moeten voorstellenen eene vijandelijke troepenmacht
hem den overgang over het vaarwater zal trachten te
beletten. «ij kan zich evenwel reeds met de zoete
gedachte vleien, dat de vijand genoodzaakt zal zijn
af te trekken en eene schuilplaats in dat en dat bosch
te zoeken, en wat daar zal gebeuren, dat moet de tijd
leeren dat is voor Jan de factor dien hij nog niet
kan bepalen.
Met een en ander is intusschen slechts korte tijd
heengegaanweldra is de colonne hersteld en stelt de
spits van den voortroep, want er wordt reeds met
veiligheidsmaatregelen gemarcheerd, zich afzonderlijk
in beweging.
Aanvankelijk is Jan bij den voortroep. Als zoodanig
wedervaart hem op zijn marsch door het te passeeren
dorp weinig bijzonders, maar weldra is men genaderd
tot de bovenbedoelde brug, en, zooals verwacht kan
wordenvindt men den vijand op zijn post.
<r