If
j
13
ik eene beschrijving van een bloedig gevecht ging
gevenik zou kunnen spreken van voorwaarts trekken
en retireerenvan vallen en opstaanvan geweervuur,
kruitdampkortom van alleswat maar op het slag
veld te pas komt, maar ik doe zulks niet.
'k Ben er namelijk van overtuigddat allen die
uniform dragen het «maar dun," en de postiekers
het eenigszins onbegrijpelijk zouden vinden.
Dames hoor ik bovendien een en ander reeds «vree-
selijk griezelig" noemen, en ik vrees hard, dat al
mijne lezers en lezeressen bij het begin van het ver
haal reeds naar het einde zouden zoeken.
Genoeg zij het te vermeldendat menna eerst een
hevig snelvuur te hebben afgegevenjuist een bajonet-
aanval op den vijand doetals het signaalophouden
met vuren, onmiddellijk gevolgd door: verzamelenover
de vlakte weerklinkt en den aanvaller daardoor in
herinnering gebracht wordt, «dat het geen meenens
was", zooals het Urmensch zeide, toen hij Jan Rap
den rug streelde.
De geestdriftdie zich een oogenblik van onzen
vriend heeft meester gemaakt, is weer verdwenen.
Zijne bemodderde pantalon en dito schoeisel doen hem
weldra weer geheel tot het werkelijke leven terug-
keeren.
Ook de vijand komt uit het bosch aanrukken en
,beide troepen hoewel eerst elkaar nog wel wat
uitdagend aanziende smelten broederlijk ineen tot
een enkel leger, schilderachtig over de heide verspreid.
De oude Clausewitz heeft het verbazend druk.
Niet zoodra toch heeft de hoornblazer zijne trompet