22
»Zeg, Spits, ik kom bij je zitten, maar het consigne
is: «niet zwammen."" «Nu, kom dan maar bij me, je
weet wel dat doe ik nooit." En waarachtig ze zijn
eenigen tijd druk bezig, maar lang duurt het niet,
want 't Veulen, een bijzondere amice van de Padde,
komt voorbijen natuurlijk blijven de gevolgen niet
uit.
«Zeg, Veulen, wat voer jij uit?" «Vraag je dat
nog," is 't antwoord, «ik doe geen haar minder dan
jij, hoor; ik heb tegenwoordig een massieven voskegel,
daar gaat niets af."«Nu, 'tis maar goed ook,
want jij hebt het erg noodig." «Nu geloof ik toch,
dat je een beetje opsnijdt", zegt het Veulen heel leuk,
en marcheert verder.
't Laatste gedeelte van den middag studeert ons
tweetal ijverig door, evenals de nog overige dagen
vóór 'texamen Eindelijk is de 23ste Juni daar. Met
groot gedrang en angstig kloppende harten verzamelt
zich de menigte voor de deur van de amusementszaal;
't gedrang is zóó grootdat men van alle zijden roept
«niet douwen maar meewerken."
Eindelijk gaat de deur open en de drom wil binnen
waarts dringenmaar dit wordt verhinderd door
sergeant Van Be, die ons toeroept: «Dringt maar niet
jonkers, u wordt toch alphabetisch geplaatst." Dat
was me een schrap door de rekening, want menigeen
had dien morgen zijn gort laten staan, was naar
boven gevlogen en had post gevat voor de deur, om
zoodoende een goed plaatsje te veroveren.
't Laat zich dus begrijpen, hoe sergeant Van Be
verwenscht werd. Het vakwaarmee we begonnen