75
't Is zonder haar een lasteen dorre woestenij
En meer was 't dan een gawat ik in haar vereerde
«Zij was de muze toch, die mij het zingen leerde,
«Zij ging mij voor op 't pad der ware poëzij."
Hier zwijgt de dichter stilin 't bed heeft iets be-
[wogen.
Hij snelt er heenen ziet met schrik de brekende
joogen
Der aangebeden vrouw daar strak op hem gericht.
Het lelieblank gelaat, de lijkkleur op de kaken
Verraden, dat het eind nu snel begint te naken,
En dat de dood met spoed zijn sloopingswerk verricht.
En nochtans kent zij hemwant om de bleeke lippen
Speelt nog een flauwe lach, terwijl deez' woorden
[glippen
Die hij met aandacht hoort, al krimpt hij weg van
[pijn
«Vaarwel dan, mijn gemaal, treur niet, maar wees
j manmoedig,
«Verlaat de dichtkunst niet, maar kweek die over
vloedig
«Zij zal voor 't wonde hart de beste laafnis zijn.
En sinds verliep een maand. Eerst dacht mendat
[de smarte
Hem krenken zou 't verstand, of breken 't arme harte,