i»
j
80
Ik zat recht vergenoegd dit alles op mijn gemak
aan te zien van uit de tribune op 'het feestterrein,
terwijl de opwekkende tonen van het schutterij-orkest
mij uit den muziektempel op het middenterrein tegen-
klonken.
Gezelschap had ik genoeg. Rechts van mij een paar
nichtjes, die mij bepaald de jaloezie van verscheidene
lions op den hals hebben gehaaldnaast haar een
mijner wapengenootendie, omhangen met zilver als
hij was, meer het uiterlijk van een buitenlandsch offi
cier dan van een gewoon cadet had; links van mij
een mijner neven, die niets deed dan mopperen, dat
het gezelschap mijner nichtjes hem belette een ciga
rette te rooken, en eindelijk vóór mij twee halzen,
twee hoofden en twee hoeden, respectievelijk toe-
behoorende aan twee mijner tantes, die een bank
lager dan wij zaten en waarvan de eene door mijne
nichtjes als «mama" werd aangesproken. Maar hoe
aangenaam mij het gezelschap mijner rechter-buur-
vrouwtjes ook mocht zijn, toch was ik geheel oog
voor de eerste race, die juist een aanvang zou nemen.
Paf! daar ging het schot af, dat het sein tot den
afrit was, en als één man stoven de wielrijders heen.
Eerst ging het vrij kalm, maar na een halve baan
te hebben afgelegd, begint men pas «op te zetten."
Daar komt Kiderlen! De anderen verre vooruit, kijkt
hij eens eventjes om en wuift hun «bonjour" toe.
Een tweede kampioen volgt, daarop een derde. Heel
in de verte verschijnt eindelijk de zwaargebaarde
Knubel, die de eer der Duitsche natie zal ophouden.
Zie zoo, nog eens de baan rond, en nog eens
en Kiderlen heeft den prijs.
r