f 84 Ze zag mij aan, en er tintelde iets spotachtigs in haar geestige, heldere oogen, toen ze mij met een hoofdknikje en een klein, boosaardig lachje antwoordde: «Zoo, jongeheer, is 'tal zóóver met je heen? Jawel, en nu denk je«wacht, dat is een mooie gelegenheid; daar zijn mijne nichtjes voor." Als ik nu ook eens deed zooals jijen ik was even complimenteus als mijn waarde neef een paar jaar geledendan moest ik nu óók eens op mijn beurt zeggen: «Och, 't is maar een neef." Ik geloof dat je dan leelijk zou staan te kijken. Eigenlijk heb je vandaag zoo iets aan mij verdiend, en ik geloof, dat ik mij ook eerst nog eens zal bedenken." «Och, Vixen," zeide ik, en nam daarbij de houding van een diep berouwhebbend zondaar aan, «ik zal nooit van mijn leven meer zoo iets zeggen, maar laat dan nu ook eens genade voor recht gelden, en stel mij even voor, maar een beetje gauw alsjeblieft, want anders gaan ze nog opwandelen." «Als je mij plechtig belooft nooit meer onaardig te zijnzal ik maar eens doen wat je vraagt. Kom dan maar mee, gewonde ridder!" En hierbij gaf ze mij vol moedwil een klein tikje met haar parasol. Wij wandelden open weldra stond mijn nichtje naast haar vriendinnetje, dat in gezelschap van haar broeder en een harer zusters naar de races stond te kijken. «Dag Marie, hoe gaat het?" klonk het nu, «vindt je de races niet dol-amusant? Maar mag ik je even mijn neef (hierop volgde mijn naam) voorstellen? Willy, freule B."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 228