J de lucht en met een innerlijk: één. twee, drie, in godsnaamwendde ik mij tot mijn lief buurmeisje. »Nu, freule, als ik nog ééne minuut zoo blijf staan, moet u waarlijk wel gaan denkendat ik 't amusantste jongmensch bendat u ooit heeft ontmoet. En toch is het mijn schuld niet, zoo ik heden niets kan vinden om het gesprek te openen want daar ik een geslagen vijand ben van de logica der meeste menschendie iemand vragenof hij het soms niet warm vindt terwijl de musschen van het dak vallenheb ik twee volle minuten lang gezocht naar een idee, dat mij de gerustheid voor mij zeiven zou geven, dat ik ten minste niet idioot was. Telkens dacht ik iets gevonden te hebbendoch dan keekt ge me juist aanen daar vlogen mijne ideeën!" Marie lachte even en zeide toen «Ik schijn dan wel een erg ongunstigen invloed op uw denkvermogen uit te oefenen, 't Spijt mij wezenlijk, doch ik was er mij heusch niet van bewust, anders had ik mij wel gewacht u in uw gedachtengang te storen." «Och neen, freule, die gedachten van mij zijn zoo talrijk of zoo diep niet, en gelooft u wel, dat mijne denkbeelden, zoo ze ooit daartoe in staat zijn, nooit uit zulk eene schoone en dichterlijke bron zullen voortspruiten als thans?" «Waarom?" klonk het quasi héél naïf. «Omdat u," antwoordde ik, «door mij aan te zien wel is waar een mengelmoes van denkbeelden over wieierswielrijdersconcerten bals enz.die zich als 't ware in den struggle for life in mijn brein

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 230