89
aan die, waarin Marie wandelde. Natuurlijk moesten
wij dan elkaar ontmoeten. Een praatje tusschen de
vriendinnen zou er al spoedig het gevolg van zijn;
allicht zouden wij »en corps" een eindje opwandelen,
en ziedaar de verwezenlijking van datgene, waarom
het mij juist te doen was.
Ik zag mij niet in mijne verwachting bedrogen. De
vriendinnetjes knikten elkaar toe, lachten, bleven
staan en
«Dag Marie, dag Fine," en «dag Gile, hoe gaat het
sinds gisteren?" waren de woorden, die als inleiding
dienden tot iets, dat een model-meisjesgesprek, d. w. z.
een gesprek zonder einde over duizend nietigheden,
beloofde te worden. Wij cavaliers echter waren zoo on
barmhartig hieraan spoedig een einde te maken en 't
gesprek op een terrein te brengendat eenige meerdere
belangrijkheid aanbood voor ons, egoïsten die we waren.
Het duurde dan ook niet lang of we liepen paars
gewijze achter elkander, terwijl ik zoo slim was achter
aan te gaan loopen. Vóór wij echter opwandelden,
had ik nog een oogenblik de gelegenheid ongemerkt
aan mijn nichtje te vragen, wanneer Marie jarig was.
«Den veertienden Mei," klonk het.
Ik wist genoeg en voegde mij nu bij Marie. Na
eenige woorden met haar te hebben gewisseld over de
races van dien middag, kwam het gesprek spoedig
op de muziekwelke wij dien avond te hooren kregen
èn op het bal, dat ons daarna wachtte.
Wij waren achter in den tuin, en de muziek klonk
ons uit de verte zacht en vol melodie tegen. Het
orkest speelde juist Nehl's Rheinsagen, en de tonen