90 der verrukkelijke wals wiegden zich op de stille avond lucht en deden duizend lieflijke phantasieën bij mij ontwaken. Het donkere loover der beuken en kastanjes welfde zich boven ons, geen blaadje bewoog, en daartusschen goot de maan haar zilverlicht door den reinen aether op de bloeiende rozen ter zijde van ons uit. Steeds zachter klonk de wegsleepende melodie der Rheinsagen ons tegenliefelijk en betooverend als ware het een elfenzang. Ze sprak tot mij de taaf des harten en ik voelde mij op hare vleugelen weggedragen, ver weg, naar een tooverland vol heerlijke, schoone idealen. 't Scheen mijalsof ik in een tooversprookje uit mijne kinderjaren leefde en Heine's woorden kwamen mij in de gedachten Aus alten Marchen winkt es Hervor rriit weiszer Hand, Da singt es und da klingt es Von einem Zauberland. En diep gevoelde ik, hoe het den dichter te moede moet zijn geweest, toen hij deze woorden neerschreef. Mijn hart klopte sneller en trilde van ongekende zaligheid; 'twas mij als moest het barsten. «0, freule," zeide ik zacht tot Marie, «thans begrijp ik hoe de schipper, die zich 's nachts op den Rijn waagde, door Lore's gezang werd gelokt en bewon derend en beminnend den dood in de golven vond, en hoe nu nog zijn geest Lore's lei omzweeft en te vergeefs de liefelijke verschijning oproept, die hem in 'tverderf stortte. Zie, mijn geest zou zich thans ver

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 234