f -J 91 boven de stoffelijke wereld kunnen verheffen, hooger en hooger tot in de grenzenlooze oneindigheid, waar de harmonie der sferen mij als één groot loflied zou tegenklinken." Of Marie mij begreepkon ik uit de woordendie ze nu tot mij richtte, niet opmaken. «Wat is de harmonie der sferen?" vroeg ze. «Zooals ik altijd gelezen heb, freule," antwoordde ik, «ontstaat de harmonie der sferen door de jammer- tonen van de zielen der afgestorvenen, die weeklagen over hunne zonden. Iedere kreet, iedere gil op zich zelve is hartverscheurend, doch in den oceaan der oneindig heid smelt alles te zamen tot één machtigen lofzang. Dat is de harmonie der sferen." «En gelooft ge hieraan?" vroeg Marie. «Neen, freule, niet meer dan ik aan een kattenorgel geloof. Weet ge wat dat is? Men neemt een groot aantal katten, en knijpt ieder van deze zóólang in den staart tot de kat geluid geeft. Voor iedere kat krijgt men dan een afzonderlijken toon. Men rangschikt ze nu zóó, dat haar stemmen een toonladder vormen, en door nu verschillende katten in den staart te knijpen, verkrijgt men uit de smartkreten der ongelukkige schepsels de heerlijkste melodieën." Marie lachte en zeide vroolijk: «Ge zijt dus ook zeker geen spiritist?" Deze vraag deed opeens een denkbeeld bij mij ontstaan. Jk keek weder zoo ernstig mogelijk en antwoordde: «Neen, freule, spiritist ben ik juist niet, maar tóch is er voor mij één datum in het gansche jaar, waarop

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1886 | | pagina 235