j
t.9
door deze een strik te spannen, waardoor hij meer
van een geslepen diplomaat, dan van een openhartig
ridder heeft gehad."
Dit mocht ik natuurlijk niet zóó laten voorbijgaan
en ik antwoordde dan ook't Is waar, freuleik
heb een oogenblik den diplomaat gespeeld, doch ver
wacht thans, nu ik mijn misdrijf berouwvol en
openlijk belijd, ook vergeving van u. Neemt mijne
«dame" haren «ridder" weer in genade aan?"
Marie antwoordde niet, doch keek strak voor zich
uit in 't zand. Ik kon echter bij 't schemerend licht
van 't Bengaalsch vuur, dat men juist ontstak, zien,
dat een glimlach haar om de lippen speelde. Dit gaf
mij nieuwen moed en ik hernam
«Freule, morgen reeds moet ik naar Breda, waar
de dienst mij wacht. Moet ik nu vertrekken, zonder
dat ik mijn hart gerust kan stellen door de gedachte,
dat ik uw vergiffenis heb voor mijn misdrijf? Wees
nu nog eens voor 't laatst mijn beschermheilige en
mijn goede engel. Reik mij dan, als u mijn boete in
genade aanneemt, die viooltjes als teeken van ver
zoening, evenals de vorstinnen in den ouden tijd
hunnen getrouwen een roos als teeken van genade
overreikten. En nu nogmaals, freule, heeft u mij
vergiffenis geschonken?"
Zonder een woord te spreken wendde Marie haar
lief gezichtje naar mij toe en reikte mij de viooltjes,
die ik met een kloppend hart aannam.
Ik bracht 't bouquetje even aan mijne lippenen
terwijl ik de bloemen in de borst mijner uniformjas
verborg, zeide ik met een gevoel van nameloos, on
gekend geluk