j
100
»0, freule, ik dank u uit den grond mijns harten.
Thans ga ik met een innig gelukkig gemoed weder
naar mijn dienst, daar de herinnering aan dezen avond
als een vriendelijk lichtende ster immer voor mijn
geest zal opdagen. Wees er thans verzekerd van,
freule, dat ieder oogenblik mijns levens aan mijn
goede engel, aan mijn vriendelijke beschermheilige
toebehoort
»En nu het altaar?" zult ge vragen, waarde lezeres
of lezer. Welnu, zoo ge ooit op Kilacadmon moogt
komen, vraag dan naar den schrijver van deze regelen.
Ga met hem mede naar zijne boekenkast, en in het
onder dubbel slot zijnde vakje van die kast zult gij
't altaar en de beeltenis zien van des schrijvers schoone
beschermheilige, van zijn goede engel, van Marie!
Willy.