J CLYIII aangaan van eene dienstverbintenis om den Staat ge durende zes jaren als militair te dienenmet inacht neming van het bepaalde bij de tweede alinea van art. 7 van het Voorschrift; de toestemming hiertoe kan ook door een gemachtigde worden gegeven, indien in de notarieel opgemaakte machtiging uitdrukkelijk wordt vermelddat de gemachtigdeten aanzien van den minderjarigevoor den lastgever zal optreden als vader of voogd; 5°. een certificaat van goed gedrag, af te geven door den burgemeester der gemeente, of de burge meesters der gemeentenwaar de adspirant gedurende de drie laatste jaren verblijf heeft gehouden; 6°. het getuigschrift bedoeld onder h I en b III, of wel het diploma of het getuigschrift bedoeld onder b II van art. 5 van het Voorschrift 7°. het bewijs van aan de verplichtingen ten aanzien der nationale militie, voor zoover die te vervullen waren, te hebben voldaan. Voor den adspirant, die zich krachtens eene vrij willige dienstverbintenis in den militairen dienst bij de Landmacht bevindt, wordt bovendien vereischt de toezegging van den Minister van Oorlog, dat hij, bij plaatsing als volontair, ontslag zal verkrijgen van de bovenbedoelde loopende verbintenis. Die toezegging wordt geacht bij de aanmelding te zijn overgelegd, bijaldien de Minister, in antwoord op die aanmelding, doet kenbaar worden, dat de adspirant, te zijner tijd, zal worden toegelaten tot het aangaan der verbintenis als volontair of tot het afleggen van het examenbe doeld in de laatste zinsnede van Art. 5 van het Voor schrift. De hier bedoelde adspiranten mogen niet langer r v

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1887 | | pagina 164