CXCI
den van dankbaarheid gevoelenwelke elk Nederlander
aan t dierbaar Vorstenhuis binden Toen de Gene
raal zelf zijne eerbiedige warme sympathie voor den
Koning uitdrukte in een: «Leve de Koning!" toen
daverde de zaal van den weerklankwelken die wensch
bij ieder aanwezige vond. Handen glazenschakots
zwaaiden of werden in de lucht gezwaaidterwijl meer
dan drie honderd monden steeds dien éénendien
vurigen wensch voor 's Konings welzijn uitten.
Onze Gouverneur sprak naden Generaal. Z H.E.Gestr.
wees er ophoe wij bij het doorbladeren van de
geschiedboeken der laatste eeuwennagenoeg op iedere
bladzijde de woorden: «Oranje," «Willem," lazen. Hij
wees ons op den plicht van erkentelijkheid, die wij
tegenover dat doorluchtig Oranjehuis te vervullen hadden;
wees op den dank, dien we het geslacht, dat ons
Land sinds tijden met vaste hand bestuurde, verschul
digd waren. En wij, jong Nederland, aanstaande
officierende hoop des vaderlandswij vooral moesten
daarvan doordrongen zijn. Kwamen er tijden van
gevaar, dan zou het cadettenkorps als één man zich
voor den Koning plaatsenen met den bloedprijs zelfs
van onze gevoelens blijk geven. En als Z.H.E.Gestr.
rond zich keek, rustten zijne oogen op een aantal
officiei cndie, evenals wij thansde cadetten-uniform
gedragen hadden. De Kolonel zeide, dat ook wij eens
in staat zouden zijn als flinke wakkere officieren onzen
dank jegens Z. M. te betoonen. In de hoop, met de
stellige verwachting, dat wij het eens allen doen zouden,
dronk Z.H.E.Gestr. het korps een «lang leve!" toe.
In de eerste minuten scheen er geen einde aan de