Jbr. HERMAN ERNEST VAN RADERS.
TER NAGEDACHTENIS
AAN
edert eenige dagen had de vroolijk lachende
aardrijk gezonden, dat, door dien weldadigen
invloed ontwaakt, zich in zijnen lieflijksten feestdosch
tooide.
Ook den 5den April 4886 prijkte die lentezon aan
den hoogen hemelen heldervroolijk licht verspreidde
zij over de natuur, terwijl ze de laatste gesloten
bloemknopjes door Zefir's fluweelen lippen deed open
kussen.
En boomen en planten prijkten in hun jeugdig,
frisch bladerkleedschoon was dit kleed lieflijk
daar het leven, krachtig, jong leven aanduidde.
En op de fijn gevormdeteedere blaadjes schitterden
de dauwdruppelen als zoovele fonkelende diamanten;
gretig vingen zij de zonnestralen op, om deze met