t
j
8
gemeen reeds somber, dubbel treurig maakt ons die
plechtigheid, waar het geldt een dierbaren kameraad,
een vriend in den volsten zin des woords, naar zijne
laatste rustplaats te dragen. Dubbel zwaar treft zij
ons op een leeftijd, waarin alles in de natuur ons
de woordenLeven Hoop toefluistertwaarin wij
nog nauwelijks den vriend voor het leven gekozen
hebben, den vriend, wien wij alles en alles kunnen
toevertrouwen; den vriend, die ons beurtelings troost,
moed inspreekt of terecht wijstden vriend, die balsem
legt op de wondenons door 't noodlot toegebracht.
Waar die plechtigheid zóó'n vriend geldt, daar
staan wij in stille wanhoop rond den grafkuil, en
starend herdenken wijterwijl de beelden elkaar in
angstigegejaagde snelheid verdringende talrijke
goede eigenschappen van den overledene.
En smart snoert ons mond en keel dichtver
twijfeling nijpt ons de borst te zamen en slechts
onverstaanbare klanken zouden we kunnen uiten
een vriendeen vriend te verliezendien wij als
een broeder lief haddenzijne vriendschap zoo
vol zorgenzoo vol zelfopofferingzoo vol waarheid te
moeten missen
In sprakelooze droefheid stonden wij bij het geopende
grafen onwillekeurig drong de diepe smart de vraag
bij ons op: waarom het Fatum juist hèm, hèm, wien
alles eene schitterende toekomst voorspelde, hèm,
zoo'n edel trouw hartmoest treffenEn bitterheid
vervulde ons 't kloppend harte en ieder oogenblik
denkens deed ons eene nieuwe goede eigenschap,
welke ons het verlies steeds grooter en grooter maakte